zondag 17 mei 2020

Foto van vroeger

We schrijven 1995. Briefje uit Linkebeek. Van Follet, wie anders. In 1993, zo schreef hij, was hij begonnen aan een illustratie over de slag bij Little Big Horn, maar die illustratie had hij nooit afgemaakt. Was ik misschien geïnteresseerd om die door hem te laten voltooien? Nu was – en ben – ik natuurlijk in elke tekening van Follet geïnteresseerd, maar het voltooien van juist die prent vond ik een briljant idee.

Er zijn twee boeken die me zo hevig geëmotioneerd hebben, dat ik ze niet in één keer heb kunnen uitlezen. De eerste is In naam van al de mijnen van Martin Gray, een autobiografisch boek over de holocaust en het noodlot dat de schrijver na de oorlog nog overkwam. Het andere Begraaf mijn hart bij de bocht in de rivier van Dee Brown. Daarin beschrijft hij de ondergang van de Noord-Amerikaanse indianen. Het is verbijsterend te lezen hoe de indianen in de 19e eeuw zijn behandeld door de blanken.

De indianen hadden veel harder terug kunnen slaan. Misschien hadden ze zelfs wel kunnen winnen als ze hadden samengewerkt in plaats van door elkaar te bestrijden. Wat zeker ook een rol speelde, is dat indianen grond niet als bezit zagen en door die zienswijze begrepen ze het concept van grondverkoop niet.

Er zijn weinig slagen die de indianen hebben gewonnen, de bekendste is zondermeer de slag bij Little Big Horn op 25 juni 1876. George Armstrong Custer meende gemakkelijk een groep indianen in de pan te kunnen hakken, maar dat viel tegen. Er waren er meer dan hij dacht, en uiteindelijk legde hij zelf het loodje bij de strijd.
Het is een mooi voorbeeld van hoe de overwinnaar van een oorlog de geschiedenis bepaalt. Vanuit blank oogpunt was het een diepe nederlaag, maar de strijd staat in de VS bekend als ‘Custers last stand’, wat toch net een andere kijk is op de zaak.

Nu ja, die slag wilde Follet voor me afmaken. Toen de tekening klaar was en arriveerde werd ik er stil van:



Vanuit een laag standpunt schilderde Follet de prent is in grijstinten als een oude persfoto. Even waan ik me terug in de tijd, alsof ik de krant van die dag heb opgeslagen en de foto zie van fotograaf Follet die met gevaar voor eigen leven het slagveld op is gegaan. De wanhoop, angst en pijn spat van de plaat af. De fotograaf drukt net op tijd af, we zijn het moment waarop Custer wordt geraakt door de pijl die zijn leven zal nemen. Uit wanhoop verschuilen soldaten zich achter de kadavers van hun paarden terwijl de gillende, krijsende indianen hen omcirkelen. Oude rotten zijn het, waren het, een aantal is al gesneuveld en voor wie nog leeft is er weinig hoop.
Toch is er ook nog een jong iemand bij de strijd. Een jonge knul, nog niet droog achter z'n oren zo te zien. Iedere keer als ik naar de prent kijk, krijg ik spontaan medelijden met hem. Ik hoop dat hij één van de overlevenden was.



Na het ontvangen van de prent belde ik Follet op. De enige keer dat ik dat ooit deed. Mijn Frans is niet erg best, en het gesprek liep voor geen meter. Pas toen ik ophing snapte ik Follets verwarring over mijn gebrabbel over de paarden. Chevaux is paarden, maar cheveux is... haar. 'Het haar is zo mooi, het haar!'

Ik nam de prent op in het boek over Follet dat ik samen met Jozef Peeters maakte. Naar aanleiding daarvan verzocht een andere liefhebber aan Follet of hij hem nog een keerde wilde maken in kleur:



Maar ik hou het meest van mijn versie, die foto van vroeger.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten